Marathon Leiden
Toen hij, compleet uitgedroogd en meer dan waarschijnlijk kermend van de pijn op een koude marmeren paleisvloer in Athene zijn laatste woorden uitrochelde, kon Phiddipides onmogelijk bevroeden dat zijn heroïsche daad er voor ging zorgen dat ik tweeduizendvijfhonderd jaar later aan de start zou staan van de marathon van Leiden. Maar goed, daar stond ik dan. Tussen ruim tweeduizend andere moedigen te wachten tot het Wilhelmus voorbij is- ze organiseren hier een wedstrijd voor wie dat met de marathon mag zingen- en het startpistool weerklinkt.
Het is van oktober 2018 geleden dat ik mijn eerste marathon liep. Intussen had ik me nog ingeschreven voor die van Rotterdam in 2020, maar midden in de voorbereiding kwam er een zekere Covid-19 het land binnensluipen waardoor alle massa-evenementen werden afgelast. Weg marathon en weg loopmotivatie. Ik werd mijn loopschoenen ontrouw en richtte me op de fiets. Maar dat zou nooit helemaal oprechte, diepe liefde worden. Dus vorig jaar paste ik mijn loopschoenen weer aan en stortte ik me opnieuw op het lopen. Na een bijna vlekkeloze voorbereiding, (shout out naar de Belgische app Trenara; dichter bij een personal coach kan je niet komen.) met weliswaar een valpartijtje links en rechts, begaf ik me met heel mijn huishouden naar het schilderachtige Leiden om eindelijk een tweede marathon achter mijn naam te zetten.



Als de start weerklinkt, schuifelt iedereen rustig naar de vertrekboog en druppel ik door de filterstart. Ik doe wat ik mezelf heb voorgenomen: rustig beginnen. Daardoor word ik langs alle kanten voorbijgesneld, maar ik laat ze begaan. Het is nog ver en vooral; het is al warm. Het is amper negen uur en in de schaduw is het frisjes, maar eens in de zon stijgt de temperatuur merkelijk hoger. De eerste kilometer in Leiden staat er al veel volk naast de kant van de weg, maar eens de stad uit, valt de publieke belangstelling plat. Het is een stramien dat zich de hele wedstrijd zou herhalen: feest en veel volk in de dorpen, daarbuiten bijna niemand.
De eerste kilometers gaan niet zo vlot als ik hoopte. De runners’ high, die mij normaal al na enkele minuten in zijn greep heeft, blijft weg. Als ik het eerste dorp inloop, zie ik werkelijk overal mensen juichen en krijg ik, niet voor het laatst vandaag, kippenvel. Ik ben blij als ik de eerste bevoorrading passeer. Niet echt dorstig -ik moest ook al twee keer plassen onderweg- neem ik toch een bekertje aan, stap even om het rustig leeg te drinken en loop weer verder. De polders in. De zon. begint zich, nu al, in de debatten te mengen.
Ik loop verder, loop over een voor de gelegenheid aangelegd ponton en sla rechtsaf. We lopen langs een kanaal en eindelijk begint het -zoals men dat in deze streken verwoord- lekker te lopen. Ik besluit iets sneller te gaan dan gepland en zit mooi op schema voor mijn beoogde eindtijd; 3uur 50 minuten. Dorp in dorp uit gaat het nu door polders waar de zon altijd meer en meer de baas is. Ik krijg ook dorst tussen de bevoorradingspunten in en passeer het halfwegpunt met een droge keel. Het is ook hier dat ik de eerste mensen zie wandelen. We zijn dan misschien al wel halfweg: Leiden is nog ver; zeker te voet
Ik neem nu altijd twee bekertje water bij de bevoorradingen en zelfs dat helpt niet meer. De gelletjes die ik elk half uur neem bieden ook maar even soelaas. Het lijkt wel of het vocht dat ik tot mij neem onmiddellijk verdampt. Ik begin het zwaar te krijgen, maar gelukkig zijn de dorpscentra altijd goed gevuld met juichende mensen. Soms speelt de fanfare de lopers toe en ik ontwaar zelfs ergens een Hollands orgel
En dan, op 30 kilometer, valt alles uit elkaar. In een lange, schier oneindige weg tussen de velden, waar de zon door niets wordt tegengehouden, voel ik dat krampen mijn deel beginnen te worden. Mijn beide benen spelen krampjespingpong; dan weer in het linkerbeen, vervolgens in het rechter en vice versa. Ik kan mijn tempo niet langer houden en moet vertragen. Ik steek links en rechts heel wat stervende zwanen voorbij. Opvallend veel zwanen, overigens, die er afgetraind uitzien. Hoe groot de drang ook is om ook te gaan stappen; ik blijf lopen. Hopend op een snelle bevoorrading, maar die laat nu toch even op zich wachten. Alsof mijn benen me nog niet genoeg last hebben bezorgd, beginnen ook mijn darmen zich te roeren. Ik heb getraind met mijn gelletjes en kon er goed tegen, maar blijkbaar is trop soms echt teveel. Er zit niets anders op dan me discreet terug te trekken in een bosje. Gelukkig kan ik snel verder.
Het is nog acht kilometer tot de streep als ik besluit dat even wandelen misschien toch niet zo heel erg is. Ik stap enkele tientallen meters en vrees nooit meer in gang te raken. Gelukkig is dat niet het geval. Als ik terug vertrek gaat het verrassend vlot, om anderhalve kilometer verder toch weer te moeten stappen.


En dan ben ik ineens terug in Leiden. een uur geleden stond ik nog dicht bij opgeven en nu loop ik over de vesten van de stad. Ineens zie ik aan de rechterkant Ma, Elke en de jongens met een spandoek. Ik krijg weer moed voor de laatste drie kilometer en doe teken dat ik werkelijk helemaal kapot zit. Ik verfris me onder één van de tientallen geïmproviseerde douches langs het parcours -een oproep van de organisatie die door de bewoners niet in dovemansoren is gevallen-en krijg opnieuw kippenvel van de mensen langs de kant. Geen meter is onbezet en in méér dan één cafeetje klinkt een Hollandse feestkraker. Net voor de Morspoort, word ik ingehaald door de pacers van de 4u.15. Ik besluit om het niet aan mijn hart te laten komen en de kaart van de euforie te trekken. Zelfs op 900 meter van de streep- op de vermaledijde Rembrandtbrug- zie ik nog mensen de krampen uit hun benen stretchen. Ik loop de laatste rechte lijn langs de Rijn richting de finish en wordt overspoeld door emoties. Ik heb het weer gedaan. Als ik de finish passeer word ik opgehouden door een mevrouw van het rode kruis. Het was me dan niet duidelijk waarom, maar zij zal de zoutafzetting op mijn shirt en petje vast als een alarmsignaal hebben beschouwd. Als ze me vraagt hoe het met me gaat, zeg ik: “Kei goed, ik heb dus wel net een marathon uitgelopen hé!”, terwijl ik verder ga en me een medaille laat omhangen.
Ik neem nog een bekertje water -het laatste van tientallen- en stap de supporters tegemoed. Na een kort bezoek aan de rode kruistent -iets met mijn maag en de eerste wet van Newton- haal ik mijn bagage op en laat met oppikken door Elke. Tijdens het wachten word ik aangesproken door een Nederlander die merkt dat ik nog steeds misselijk ben. Hij geeft me een flesje ijskoud water en mengt dat met elektrolyten. Ik dacht dat dat de druppel ging zijn, maar het tegendeel blijkt waar: ik kikker er helemaal van op en de misselijkheid verdwijnt bijna instant. De meeste mensen deugen, dat blijkt hier weer maar eens.



Terug op de camping word ik aangesproken door onze Britse buurman in de hut naast de onze. Hij nam ook deel een deed er nog een uur langer over. Dat plaatst meteen alles in perspectief. We feliciteren elkaar en hij strompelt naar de douche, terwijl ik uitkijk over het meer dat evengoed in Zweden had kunnen liggen. Vorige keer was de marathon het eindpunt. Nu voelt het eerder als een begin.
3 gedachten over “Marathon Leiden”
Hallo Kristof
Goe gedaan!
Wat tijd had je?
Mark van geel
W
Proficiat, Kristof! Mooi geschreven maar vooral knap gedaan, alweer!
Dat hebde weeral goed gedaan ! Proficiat 🙌